Het was op een vrijdag in Jeruzalem. Mei 2019. De Sabbath brak aan…
Met een groep jongeren reisden we door het beloofde land. Een zeer intensieve, maar ook diep indrukwekkende en prachtige reis. Een reis die niet alleen mijn leven, maar ook dat van een aantal jongeren zou veranderen.
De avond ervoor was het laat geworden. Sterker nog… Tot diep in de nacht hadden we zitten praten. Op de stoep voor ons hotel. Midden in het nachtleven van Jeruzalem. Maar dat laatste hadden we helemaal niet door. We hoorden geen muziek, we zagen geen feestgangers, we misten het gedoe wat hoort bij dat nachtleven.
Voor ons was het juist een heilig moment. Een moment om nooit te vergeten. Even daarvoor hadden we bezoek gehad. Peter Spaander en zijn vrouw Nellie waren ons op komen zoeken in ons hotel. Ze hadden met ons gezongen, gesproken en gebeden. Hun aanwezigheid had diepe indruk achtergelaten. Nee… niet hun aanwezigheid. Maar het feit dat we allemaal Gods aanwezigheid voelden, in dat lelijke, koude conferentie-zaaltje van ons hotel. Niemand van ons kon eromheen. God was in ons midden. Hij raakte de harten van ons jongeren en leidinggevenden. Er vloeiden tranen. Er werden vragen gesteld. Angsten gedeeld. Er was openheid. We waren er vol van. We voelden de behoefte om na te praten. Ook toen dit lieve echtpaar ons allang had verlaten. En zo werd het diep in de nacht….
Veel te laat zocht ik mijn bed weer op. Het was niet voor het eerst dat het laat werd. Sterker nog. Afgelopen dagen had ik drie nachten niet geslapen. De ene keer hadden we een zieke, waar ik voor moest zorgen. De andere keer een avontuur in de woestijn, iets met een foute wekker en een wakkere haan. Maar dat niet alleen… Dat niet slapen ging dieper dan dat. Dat niet slapen ging over een geestelijke strijd. Satan wilde niet dat ik energie had. Een groep zou leiden. Bijbelstudies kon houden. Hij wilde mij uitschakelen op mijn zwakke punt. Nachtrust.
Ik kan namelijk niet zonder. 2 uur ’s nachts wakker liggen en de volgende dag ben ik niet helder meer. Dus elke nacht, dat ik niet sliep, bad ik. Daar had ik mooi de tijd voor als ik wakker lag. Ik bracht de jongeren in gebed voor God. Hun vragen, angsten, zorgen… Ook bad ik of God mij kracht wilde geven voor de nieuwe dag. En het wonder was… Tot nu toe ging het goed. Ik kon doen wat we van plan waren te doen. Ik viel niet in slaap achter het stuur van de bus.
Maar deze nacht wilde ik slapen. Het was al halverwege de nacht… Een paar uurtjes slaap zou wel heel fijn zijn. Ik dook mijn bed in. Mijn hoofd en hart nog vol van wat er die avond was gebeurd. Dankbaar! Blij! Maar ook moe. Intens moe. Ik wilde slapen….
En pas op dat moment besefte ik dat ik me in het hart van het uitgaansleven van Jeruzalem bevond. En dat mijn hotelkamer enkel glas in de raamkozijnen had. De muziek kwam snoeihard mijn kamer binnen. Ik stopte mijn oren dicht. Trok mijn dekbed over mijn hoofd. Maar er was geen ontkomen aan. Toen ik eindelijk dreigde weg te dommelen, ging het buiten volstrekt mis. Vermoedelijk werd iemand de nachtclub uitgezet. Hij begon dierlijk te brullen. Het ging werkelijk door merg en been. Sirenes. Gegil. Ik was weer klaarwakker….
En ik bad. Mag ik alstublieft nog even slapen? En zo niet, zou U mij morgen nog 1x kracht willen geven? Het wordt onze mooiste dag. We gaan naar de olijfberg, Golgotha, de graftuin.
We ontmoeten Peter en Nellie weer.
Tegen de ochtend werd het stil in de straat. Eindelijk. Ik viel bijna in slaap.
Maar ook de vroege ochtend was niet voor mijn rust bedoelt. De beste ploeg loopt ’s morgens vroeg en zodoende kwam de reiningsdienst van Jeruzalem in actie. De stalen containers moesten geleegd. Het ging gepaard met een hoop kabaal en geraas. Precies onder het enkele glas van mijn raam. Ik gaf het op. Het ging niets meer worden met mijn rust.
Hoe zou dat vrijdag gaan? Zou God mij opnieuw van een dosis onverklaarbare energie voorzien? Zou ik opnieuw er kunnen zijn voor de jongeren?
Toen het tijd werd om op te staan was het mist in mijn bovenkamer. Vier slapeloze nachten eisten hun tol. Ik zag het niet meer scherp. Collega reisleider vroeg me iets over de indeling van de dag. Ik wist het even niet meer. ‘Straks’ zo hield ik de boot af.
Ook douchen hielp niet meer om wakker te worden. De mist bleef. Hoofdpijn kwam opzetten. En mijn maag was van slag. Het ging niet meer. Tijdens het ontbijt probeerde ik me af te zonderen. Maar dat valt niet mee als je in de afgelopen dagen zo op elkaar betrokken bent geraakt. Ik bad en bad…
Maar de mist trok niet op. Het zou me niet gaan lukken vandaag. Gods plan met mij was deze dag anders. Met veel pijn en moeite nam ik het besluit. Ik liet de groep alleen. En zou terug naar bed gaan. Mijn rust pakken. Mijn jongste zoontje bleef bij me. Zijn conditie is niet al te best en hij is geen goede wandelaar. De wandeling te voet naar de Olijfberg is pittig, wist ik uit ervaring. Zelfs met goede nachtrust. En zeker voor hem. Samen bleven we achter. Even bijkomen….
Tegen de middag bedacht ik dat we natuurlijk wel iets moesten eten. Het hotel serveerde alleen ontbijt. Dus wij moesten op zoek. Waar ik dankzij de mist in mijn bovenkamer niet aan gedacht had…. Was dat het bijna sabbath was. Winkels en restaurants sloten hun deuren. De maaltijd zou een uitdaging gaan worden.
Uiteindelijk vonden we een soort van snackbar met een Palestijnse eigenaar. Die hield geen sabbath. De keuze was niet bepaald reuze. Tom koos friet en ik kreeg een bord volgeschept met een soort van pasta uit de warmhoudbak. We hadden iets te eten. Toen we om ons heen keken was er aan de andere kant van de stoep een glazen huisje. Met daarin drie tafeltjes. Twee waren bezet. De eigenaar wenkte. Neem plaats, neem plaats. Het was zijn hele restaurant. Zelf paste hij niet meer tussen de stoelen door. Om ons eten aan te reiken schoof hij het raam open en zette vanaf de straat de borden op onze tafel. Tom kletste uiteraard honderduit. Blij met zijn friet. Ik droomde weg. Naar de indrukken van deze reis. Naar gisteravond….
Zo mooi hoe de bijbel was opengegaan. Hoe dit echtpaar ons had gewezen op de vervulling van de profetieën. ‘Je loopt er midden in’, had Nellie gezegd. En ze wees ons op de tekst uit Jeremia 31 die we net lazen. Waarin verteld wordt dat God het volk zal terugbrengen. Uit alle windstreken. Uit alle landen. Uit het noorden…. Als je in Israël woont is Rusland het noorden.
Dus met het noorden waar Jeremia over profeteerd wordt onder andere Rusland bedoelt. En dit diepgelovige echtpaar geloofde Gods woord. Als God belooft de Russen terug te brengen naar Israël, dan zal Hij dat ook doen. Maar wie zal voor hen zorgen als het zover is? Wie vangt hen op? Wie spreekt hun taal? Verzorgt hun lichamelijke en emotionele wonden?
Peter en Nellie gingen Russisch leren. En Peter liet zich omscholen tot IC-verpleegkundige.
Nog voordat er iets van de terugkeer zichtbaar was. Na jarenlang gebed door vele gelovigen over de hele wereld begon deze belofte in vervulling te gaan. Het was begin jaren ’90. De tijd dat Sadam Hoessein Israel aanviel met raketten. Vanwege het gevaar voor zenuwgas zaten ze in afgesloten kamers, met gasmaskers op. Zelfs in die moeilijke tijd kwamen er zo’n 6.000 imiigranten per maand uit Rusland. Niemand overleed.
En toen ze kwamen… de Joden uit het hoge noorden… herkenbaar aan hun enorme tulbanden met bontrand en hoge witte kousen… Toen waren ze er klaar voor om hen op te vangen.
Velen waren getraumatiseerd. Hadden zorg nodig. Peter en Nellie en met hen de NEM stichting waren er voor hen.
Wat een geloof! Wat leeft dit echtpaar dicht bij God! Wat leven zij hun Bijbel.
En je komt ze overal tegen in Israel, die Russische Joden. Als je het eenmaal weet, pik je ze er zo uit. God vervult zijn beloften. En niet alleen de Russische Joden, ook die uit Afrika, zo vertelde Nellie ons. We hadden het de dag ervoor gezien bij de klaagmuur. Nieuwe rekruten werden ingewijd voor het leger. Onder hen een groot aantal met een donkere huid. Joden uit Afrika. Opnieuw: God vervult zijn beloften.
Sprak Hij het niet in Jesaja:
‘Wees niet bevreesd, want Ik ben met u.
Vanwaar de zon opkomt, zal Ik uw nageslacht halen
en vanwaar zij ondergaat zal Ik u bijeenbrengen.
Ik zal zeggen tegen het noorden: Geef!
En tegen het zuiden: Weerhoud niet!
Breng Mijn zonen van ver,
en Mijn dochters van het einde der aarde.’
[Jesaja 43:5]
Het verhaal van Peter en Nellie had indruk op me gemaakt. Maakte me enthousiast. Wij mochten hier in Israël met eigen ogen de vervulling van Gods beloften zien. In de terugkeer van de Joden, in het dorre land wat weer tot leven en vruchtbaarheid komt. Ja, in zoveel dingen meer….
Mijn gedachten dwalen weer terug van het verhaal van Peter en Nellie naar het hier en nu. De pasta smaakt niet. Mijn maag is nog steeds van slag. Ik pik een patatje van Tom. Hij heeft een betere keuze gemaakt. In grinnik in mezelf. Hoe ben ik hier nu toch weer beland in dit glazen kooitje? Hoe kan deze man zijn brood verdienen met drie tafeltjes?
Gelukkig voor hem zijn ze alle drie bezet. Wij het ene tafeltje. Achter mij een Russische vrouw en haar dochter… Naast mij…. Mijn grijns wordt steeds breder. Joden met een donkere huid. Uit Afrika. God vervult Zijn beloften!
…
Later die dag zie ik Dirk-Jan weer. ‘Waar heb je gegeten met Tom?’ vraagt hij. In restaurant ‘De Vervulling’ zeg ik, met nog steeds een grijns op mijn gezicht. Onze God is een levende God. Die doet wat Hij belooft. Die wetenschap pakt niemand mij ooit meer af.
Ik heb het met mijn eigen ogen gezien.
Comments +